Antistollingszorg in ziekenhuizen: tromboseprofylaxe en perioperatief antistollingsbeleid
Dit onderzoek heeft als doel van inzicht te verkrijgen in het beleid dat anno 2015 binnen de Nederlandse ziekenhuizen gehanteerd wordt met betrekking tot tromboseprofylaxe en het perioperatieve antistollingsbeleid. Het onderzoek maakt deel uit van de ‘Monitor Zorggerelateerde Schade 2015-2018’.
Wat zijn de cijfers?
Uit eerder landelijk dossieronderzoek, waaronder de “Hospital Admissions Related to Medication (HARM)” studie en verschillende metingen van de “Monitor Zorggerelateerde Schade”, bleek dat een aanzienlijk deel van de potentieel vermijdbare medicatieschade in ziekenhuizen toe te schrijven is aan antistollingsmedicatie (Leendertse et al., 2006; De Bruijne et al., 2007; Langelaan et al., 2010; Langelaan et al., 2013). Het is echter nog niet bekend wat de exacte aanleiding is geweest voor deze potentieel vermijdbare medicatieschade. Betrokkenen uit de ziekenhuizen en professionals betrokken bij de ontwikkeling van inhoudelijke richtlijnen voor antistolling, hebben een tweetal specifieke knelpunten die samenhangen met vermijdbare antistolling gerelateerde medicatieschade aangewezen: tromboseprofylaxe & het perioperatieve antistollingsbeleid.
Wat wordt onderzocht?
Er zijn verschillende (inter)nationale richtlijnen die aangeven wanneer tromboseprofylaxe geïndiceerd is of welk perioperatief antistollingsbeleid geïndiceerd is. Internationaal gezien is de richtlijn van de American College of Chest Physicians toonaangevend. De meest recente uitgave van deze richtlijn dateert uit 2012 en omvat de negende editie. De Nederlandse interpretatie van deze richtlijn uitgegeven door het CBO dateert uit 2008 en is gebaseerd op de zevende editie van de America College of Chest Physicians richtlijn.
Ons onderzoek bekijkt in hoeverre deze (inter)nationale richtlijnen worden toegepast binnen in Nederlandse Ziekenhuizen.
Wat is de methode?
Om inzicht te verkrijgen in de toepassing van het tromboseprofylaxe- en perioperatief antistollingsbeleid, wordt dossieronderzoek uitgevoerd in Nederlandse ziekenhuizen. De data wordt verzameld in een steekproef van 20 Nederlandse ziekenhuizen. De ziekenhuizen betreffen 2 academische centra, 6 top klinische ziekenhuizen en 12 algemene ziekenhuizen, evenredig verdeeld over het land. De ziekenhuizen zijn geselecteerd via een gerandomiseerde, gestratificeerde steekproef.
Een expertgroep bestaande uit medisch onderlegde experts uit verschillende ziekenhuizen, met expertise op het gebied van antistollingszorg wordt ingesteld als adviesorgaan voor de beoordeling en classificatie van de data.
Per ziekenhuis zullen minimaal 90 medische en verpleegkundige dossiers van ontslagen patiënten worden onderzocht.
Voor meer informatie over dit onderzoek, vindt u hier onze informatiefolder.
Voor vragen kunt u contact opnemen met Marco Moesker